Koning van de daken
Brussel, 1830. De zestienjarige Léon is geboren zonder benen. Zijn moeder houdt hem angstvallig verborgen en het enige wat hij van de buitenwereld ziet, zijn de Brusselse daken waar hij ’s nachts over zwerft.
Na de dood van zijn moeder wordt Léon weggegeven aan een kermisgezelschap. Hij sluit er vriendschap met de andere kermisfenomenen zoals de tweeling Castor en Pollux, de stokoude Sjorrel en Belle, de vrouw van vijfhonderd kilo. Léon heeft vooral oog voor Elza, het meisje met de baard. Maar Elza valt op Fred, een jonge journalist die de Belgische opstand helpt organiseren. Ook Elza en Léon raken verzeild in de gevaarlijke strijd tussen Belgen en Hollanders.